VIER UITINGEN IN KUNST - HANS DE GROOT

Een boek wilde ik laten schrijven omdat ik mensen iets meer deelgenoot wil laten  van de grote verwondering die mij in het leven overkwam.

Ik ben bijzondere mensen tegen gekomen met als eerste natuurlijk mijn  ouders,  broers en jongere zusje. Buiten mijn directe familie ontmoette ik in mijn leven heel veel andere bijzondere mensen met wie ik omging. Met alle mensen om me heen werd ik gevormd  werd.
Vroeg in mijn leven ontstond de belangrijke vraag: Met welk doel was ikzelf hier eigenlijk op de aarde gekomen? 

Het was pas aan het eind van mijn veertiger jaren dat ik  hierop een duidelijk antwoord vernam. Het was namelijk voor mijn beeldvorming van: “WERKELIJKE LIEFDE!” We leven immers op een wereld die vol zit met wonderen.

We hebben ons leven gekregen en we kunnen ook zeggen dat we dit hebben gekregen van een Geestelijke Vader die voor de Werkelijke Liefde staat. Om onszelf uit te kunnen drukken ontvingen we van deze Geestelijke Vader 4 verschillende vormen van communicatie. 

En gaan we goed naar die 4 verschillende vormen van communicatie kijken, dan komen we ook uit op 4 verschillende vormen die we vormen in de kunst van het leven kunnen noemen.

Mensen creëren beelden in hun geestelijk leven,
zij bewegen en/of verplaatsten zich voort, soms over de hele wereld,
ze gebruiken woorden om zich mee uit te drukken
en verbinden zich met dat wat  de klank van hun hart  verbeeld.

Zo kwam ik dus op de 4 verschillende kunstuitingen waar ik me in mijn leven op richt. Het zijn 4 vormen waarmee ieder mens zich op meerdere of mindere mate uit drukt. En het gaat daarbij dus niet om de wereld zoals ik die toevallig zie, maar het gaat om de wereld zoals  we die allemaal als unieke mensen zullen ervaren en waarin de mens zichzelf laat horen of uitdrukt in werkelijke liefde.

Wanneer de mens echt succesvol is geworden, dan kan hij voldoening + werkelijke zingevening in zijn leven vinden.De mate waarin WERKELIJKE LIEFDE hier dan aanwezig is, zal hierbij altijd toonaangevend zijn.

Vier uitingen in Kunst

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, door middel van druk, fotokopieën, geautomatiseerde gegevensbestanden of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

 

Regelmatig stel ik mezelf vragen:

 

- Hoe trek ik door het leven heen? (met welke vragen ben ik werkelijk begaan?)

- Welke hinderpalen of moeilijke situaties heb ik moeten trotseren? (wat zijn mijn obstakels? - veelal de verleidingen van Satan dus-)

- Hoe zie ik de wereld om me heen.  (Wie heeft onze wereld gemaakt? - uiteraard ga ik er van uit dat onze schepper God ( onze creator) de wereld heeft gemaakt)

- Hoe reageert "de wereld"  op mij? (Of beter de vraag: Hoe reageert God op mij?)

- Wat is "de wereld" eigenlijk? (Met welke 2 werelden heb ik in mijn leven te maken? zie de tweede sleutel van de strijdende natuur en de eerste 2 sleutels)

- En wat doet "de wereld" met  mij? ( De "wereld" helpt mij niet echt en frustreert me regelmatig!) 

- Waar strijd ik mee in mijn leven? (welk plan heeft God met mij?) 

- En wat geeft mij de grote kracht in mijn leven? ( De werkelijke liefde in de Vader, in Christus of de Heillige Geest geeft mij de grote kracht in mijn leven)

 

De communicatie van de mens bestaat uit woorden, klanken, bewegingen en beeld.

Ik heb deze 4 vormen van communicatie veel bestudeerd

Ook heb ik veel ondernomen  in het theater,  schilder of teken ik graag, heb ik altijd veel plezier gehad in het lesgeven  en het opzetten van mijn eigen projecten.

Ik maakte veel bijzondere mensen mee die vaak ook alweer gestorven zijn
Dit boek moet een indruk geven zoals ik "de wereld"  zie en hoe ik ermee om zal gaan.

 

https://www.youtube.com/watch?v=XuejqUYR-vE

  1. Mijn jonge jaren
  2. Opa en oma van  vaders kant
  3. Opa en oma van mijn moeders kant
  4. Jeugd en meer
  5. Leer tijd
  6. De theaterfamilie waar ik in zat
  7. Het geloof
  8. De Hartenkrant
  9. Stichting Bando
  10. Hannah
  11. Mijn zorg -en onderwijs-werk
  12. Broodje kunst
  13. schilderijen
  14. De EP-PHONE (de muziek- telefoon)
  15. De  HIWI-DRAWING (verhaaltekening)
  16. De PHOTO-DRAWING (fototekening)
  17. PIET & KAMEELHOND (2 marionetten: de baas & de slaaf)
  18. Twee websites voor 2 bijzondere kunstenaas die ik leerde kennen
  19. Arbeidsleven
  20. Het heden
  21. Gedichten


Mijn jonge jaren
Ik ben geboren op 31 augustus 1957 in Assen en opgegroeid in Leeuwarden met twee oudere broers en dat was eigenlijk heel leuk. Later kwamen er nog een broer en een zus bij. Met z'n drieën beleefden we vele avonturen en waren we allebei geliefd en een lastpost in de buurt waar we woonden. Ik heb wel eens de term gebruikt: 'Boefjes van De Groot', maar die gebruikte ik liever niet boven dit hoofdstuk, ook al noemden mensen in de buurt ons wel eens zo. We waren meer dan dat.

De buurt waar we woonden was aan het Hagendoornplein in Leeuwarden. Dicht bij een kleine scheepswerf genaamd 'Schildkampen'. De werf had een kleine haven met een snoepwinkel en boten die op het water dansten. We liepen daar regelmatig op zondag met het hele gezin.

Als kind vonden we de zondag altijd vreselijk saai, omdat veel vriendjes verplicht naar de kerk moesten en niet buiten mochten spelen. Gelukkig heeft die verplichting bij ons thuis nooit bestaan. Mijn beide ouders zijn allebei christelijk opgevoed, maar tijdens de oorlog bleek dat van de meeste denominaties niet veel meer over was – en mijn beide ouders keerden zich daar ook tegen. Mijn ouders luisterden liever naar onze bevriende psychologen die buren waren en met wie ze een heel goede band hadden. Helaas pleegde een van die psychologen (buurman Pim uit de wijk Bilgaard) zelfmoord en liet een andere buurman (uit de wijk Westeinde) ons met veel plezier de plaat van Robert Long zien met het toen zeer populaire lied "Jezus redt" Maar dan meer bedoeld als: "Red het heersende verkeerde beeld van Jezus uit de goot!", want het was meer dan slecht over wat de denominaties eruit wilden halen. Niet alleen joden werden massaal vermoord, ook homo's, zigeuners en verstandelijk gehandicapten moesten onder goedkeuring van meerdere denominaties worden vermoord. Mensen vonden vaak geen steun in hun zogenaamde denominaties om hier echt tegen te zijn.

Dit lied vond ik zo aanstekelijk zodat ik het destijds helemaal uit mijn hoofd heb willen leren.

    Pas toen ik ging begrijpen van wat er verkeerd had kunnen gaan binnen  al die denominaties , ontdekte ik de zeer grote waarde van de Bijbel. Door een intensieve en zeer noodzakelijke  studie in mijn eigen hart,  kwam ik vreemd genoeg tot de ware essentie van veel bijzondere Bijbelverhalen die echt niet zomaar verhaaltjes zijn. Vreemd genoeg werd mijn grootste openbaring aanvankelijk kenbaar gemaakt door 2 zeer  bijzondere kunst-docenten die ik een hartenkrant wilde geven. Docenten die hier beiden geen enkele weet van zullen hebben gehad. Maar ook zocht ik mensen vanuit mijn hart voor de verschillende kunsten op en vernam ik van mensen die werkelijk aan de top van de kunsten zaten hun  uitleg die mij zeer veel openbaring heeft kunnen bieden. Getroffen door de radio, wilde ik zelfs de toenmalige radio-predikant  Nico ter Linden interviewen en heel graag spreken. Nico ter Linden was een heel bijzonder mens en toen ik zijn kinderbijbel had willen kopen, heb ik hem zelfs nog eens een eigen bijbelgroepje met 2 kunstenaars willen formeren. Maar helaas waren de teksten  van Nico ter Linden, te vrij voor denominatie-aanhangers en viel het groepje spoedig uiteen. Ik was zelf in ieder geval zeer door de  kinderbijbel van Nico ter Linden  getroffen.   Omdat mijn vader een echte verhalenman was, gaf ik hem de 3delige kinderbijbel cadeau op zijn 80e verjaardag  Het is werkelijk een prachtig  geillustreerde kinderbijbel geworden die ik zelfs nog een tijdje had uit willen lenen aan iemand met wie ik ook iets met theater had willen doen uit de stad Zoetermeer.  Dit was Laurens de Groot, een hele aardige Zoetermeerse acteur met wie ik graag had willen samenwerken. Helaas kreeg hij veel televisiewerk aangeboden bij gtst en had hij niet veel tijd meer over om iets mij met  bijbelverhalen te gaan beginnen. Ik heb hem toen de kinderbijbel maar weer terug willen vragen. en terug gestuurd gekregen. Volgens mij speelt Laurens nog regelmatig bij "Goede tijden slechte tijden". 

     

    Er waren verschillende mensen waar ik direct of indirect mee contact heb gehad in verband met het geloof in de Heer.

    Wat ook leuk was voor ons als kinderen was het zoeken van kogelhulzen. Die lagen vaak in de buurt van de twee bulten in het verder vlakke land.

    Het draaiorgel bij ons op het plein was voor mij telkens weer een feest. Ik hield er van als de draaiorgelman zijn paard onze straat in leidde. Al die mooie klanken, de bewegende figuurtjes en soms mocht ik zelfs een stukje meerijden. Op die momenten was ik de koning te rijk. Ook met de melkboer en de groenteboer mocht ik soms meerijden naar de eindhalte of de groothandel. Ik deed dit samen met mijn vriendje Martin de Boer die thuis niet alleen een elektrische trein had, maar waar zijn zusje Fenna een echte ‘lift-pick-up’ had waar je verschillende grammofoonplaten boven elkaar kon plaatsen. Thuis hadden we als speelgoed wel een racebaan met speelgoedauto’s en meccano, maar ook speelde ik graag met de treinen bij Martin. Ook keken we samen wel eens naar het televisieprogramma Swiebertje.

    Mijn moeder heeft haar hele leven verlangd naar bossen – de bossen rond Utrecht waar ze opgroeide miste ze tot aan haar dood. Met Friesland en haar vlakke kale land had ze minder op, nee ze hield echt van bossen, de geur, de waaiende takken, de stilte!

    Het was niet haar keus om in Friesland te wonen met allemaal weilanden vol koeien en schapen, maar ze volgde haar man die daar werk had. Ze vond het belangrijk dat wij die boservaring van haar ook opdeden en stuurde vaak aan op vakanties in bosrijk gebied. Onze eerste vakantie ging naar Baarn, we huurden een huisje achter in de tuin van mensen die daar woonden. Later gingen we met z’n allen in een (bungalow)tent kamperen in Arnhem. Soms werden we gebracht omdat we zelf geen auto hadden. De eerste auto die mijn vader kocht was een rode Ford Taunus Stationcar.

    Op de camping in Arnhem (camping Arnhem) werd vaak iets georganiseerd met volksdansen. Als kleine jongen hield ik daar heel erg veel van en we mochten twee keer per week zelf meedansen en dat vond ik prachtig. Het was de combinatie van muziek en beweging waar ik toen al zeer door geraakt werd en van ook echt van hield. Ook herinner ik me nogde speurtochten in het donker die er werden georganiseerd. Er werden fluorescerende aanwijspijlen gebruikt om ons de weg te wijzen. Ik heb aan al deze ervaringen nog hele goede herinneringen!

    Thuis hadden het beslist niet breed en we leerden al snel hoe wij als kinderen zelf geld konden verdienen. Bijvoorbeeld door vuilnisbakken die aan de straat gestaan hadden weer in te leveren bij de mensen waar ze van waren. We woonden in een flatgebouw met drie verdiepingen waar geen lift aanwezig was. Die handicap zorgde er voor dat we konden bijverdienen door vuilnisbakken terug te brengen naar de mensen die op de derde en vierde verdieping woonden. We kregen daar dan vaak een klein beetje geld voor, soms één of twee dubbeltjes, maar heel af en toe zelfs drie dubbeltjes of in een uitzonderlijk geval zelfs twee kwartjes. Ik deed dit altijd samen met mijn broer Carlo. Als de school uit was wisten we niet hoe snel we weer thuis moesten komen om als eerste die vuilnisbakken naar de mensen terug te brengen. Het was business en liep als een trein. Soms verdienden we zó een paar gulden per ochtend.

    Vuilnisbakken waren sowieso een bron van vertier want we gebruikten ze ook als drumstel en dan gingen we erbij zingen. En dan bedoel ik ook heel hard zingen! De buurt noemde ons al snel: De Boefjes De Groot. Maar gelukkig bleven we voor onze ouders hun prinsjes (vader) en hun poppetjes (moeder).

    Onze interesse in muziek heeft wel gemaakt dat mijn ouders ons – toen we ouder waren – ieder een muziekinstrument mochten uitzoeken. Peter en ik kozen voor een gitaar en Carlo nam drums. Carlo speelde in een bandje, Peter maakte vooral muziek met zijn vrienden. Zelf maakte ik deel uit van de schoolband: Los Ballos.

    Rond kersttijd konden we onze naam als boefjes helemaal waar maken, want dan was het tijd voor de grote kerstbomenroof. Samen met vrienden uit de buurt maakten we een bewaakte plek voor kerstbomen die we ons toegeëigend hadden. Het waren echte rooftochten. Ons doel was zoveel mogelijk kerstbomen verzamelen die we daarna op een grote hoop gooiden om ze in de fik te steken waarbij we ook vuurwerk afstaken. Maar er waren nog meer groepen uit andere wijken die dat ook deden en dan moest je soms met elkaar vechten om zoveel mogelijk kerstbomen te bemachtigen.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Hier de 3 broertjes de Groot naast elkaar

    die een zoete lolly aan het eten zijn.
    Van links naar rechts Carlo, Hans (ik dus) en Peter.

    Dus als er weer eens een kerstboom van een balkon werd gegooid waren we er als de kippen bij om deze als eerste te bemachtigen. Het was eigenlijk gewoon een beetje oorlogstijd kun je wel zeggen. Dat klinkt misschien een beetje tegenstrijdig kerst en oorlogstijd maar dat was het wel degelijk, maar het was toch vooral ook vermaak. We maakten onze naam als boefjes meer dan waar door te pas en te onpas kattenkwaad uit te halen. Stond er een Solex ergens – in die tijd stonden ze nog niet op slot – dan waren we er snel bij om een rondje te rijden. Ook het wagentje van de melkboer werd door mijn broer geconfisqueerd om er een rondje mee over het plein te rijden. Een woedende, schreeuwende melkboer rende erachteraan. We vingen ook kikkervisjes en kikkers in het zogenaamde kikkerslootje met een schepnet dat we gemaakt hadden met nylons van moeder. Mijn ouders hadden een fietsenhok en dat fietsenhok mochten we gebruiken als speelplaats. Wij kinderen maakten er al snel een rovershol van. Papa en mama vonden het allemaal prima, voor hen was het belangrijk dat we ons vermaakten en op onze eigen manier avonturen beleefden. Vooral mijn vader vond het belangrijk dat we alle ruimte kregen om creatief te zijn en te experimenteren met avontuurlijke vrijheid. Avontuur moesten we meemaken, vond hij, want dat had hij in zijn jeugd ook als geweldig ervaren. Ik ben ze daar echt dankbaar voor, want je jeugd is zo’n belangrijk moment in je leven. Het rovershol van ons kende ook concurrenten. Buurkinderen maakten ook een rovershol en we voerden ‘oorlogen’ en veroveringstochten.. Soms werd iemand gevangen genomen, bijvoorbeeld mijn broer Peter.  Hem had een neef van Ronny Dirksen – de zoon van de groenteboer - gekneveld, dus we moesten hem bevrijden. De hele gevangenneming en kneveling hebben op zowel Peter als mij grote indruk gemaakt omdat we zo sterk geconfronteerd werden met iemand geweld aandoen. Om ons hol aan te kleden gingen we naar de vuilnisstortplaats Bilgaard. Hier vonden we allerlei nog bruikbare troep. Toen bij ons in de buurt de straten opnieuw bestraat werden lagen er stapels stenen. Van die stenen maakten wij – en ander kinderen - een soort fort en gingen elkaar vervolgens bekogelen met stenen. Ik stak mijn hoofd boven ons muurtje uit en kreeg natuurlijk gelijk een steen tegen mijn kop. Nu nog kun je het litteken zien. Dan  werd er kwaad op mij gereageerd. ‘Waarom bleef ik dan ook niet zitten achter de muur!’ ‘wij vechten wél voor jou. Wij zijn toch ook niet geraakt? Het is je eigen stomme schuld dat je die steen tegen je kop hebt gekregen’, werd er dan gezegd. In de haven lag een boot die van niemand leek te zijn. Een tuinman die daar bezig was zei tegen mij dat we die mochten hebben. Ik had dat weer tegen mijn broers gezegd en dus gingen we varen in de haven. Maar de politie dacht anders over die ‘toestemming’ en we moesten met z’n drieën naar het politiebureau. Opgepakt wegens diefstal!

    Toen wij verhuisden naar een nieuwbouwwijk veranderde er veel. We moesten opnieuw onze omgeving leren kennen. We woonden in een wijk waar huizen leken op vierkante blokkendozen. Daarom besloten we naast ons huis een vierkante hut te bouwen waar we opnieuw een rovershol van wilden maken. Helaas, wij moesten ons hol al snel weer afbreken. In een nieuwbouwwijk was ons bouwsel een té storend element voor de buurt.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Op de foto mijn oudste broer Peter voor onze eigen creatie ‘nieuw rovershol’ dat we bouwden toen we het oude hol moesten afbreken. Maar dit hol was van korte duur, want de gemeente tekende protest aan. Bouwen moest met vergunning en we hadden de hut stond op gemeentegrond. We werden verordend om ook deze hut weer af te breken. Want dat kan zomaar niet in Nederland!

    Wél was er in de wijk waar we nu woonden een wijkgebouw en wij werden uitgenodigd om daar iets te gaan doen in onze vrije tijd. We kregen het gebouw min of meer aangeboden en mochten er zelfs een naam voor bedenken.
    De Sociaal buurtwerker daar was Jan Zilverentant.  Hij gaf ons de vrije hand in het bedenken van activiteiten. Films kijken, dansmiddagen organiseren, feesten organiseren en relaxen met een drankje: het kon allemaal. Hij leerde me hoe belangrijk het is als volwassenen de wensen van kinderen verwoorden en omzetten in actie en activiteiten.


    Op mijn vijftigste heb ik Jan Zilverentant opgezocht in zijn woonplaats Dordrecht. Ik vertelde hem hoe fantastisch ik onze jeugd vond en zijn rol daarin. We zijn tot aan zijn dood vrienden gebleven. Met zijn dochters heb ik nog steeds contact.

    mijn moeder, Peter & Carlo

                                        mijn moeder  met mijn  zusje  Annemarieke

    Mijn  broer Carlo, broertje Jeroen en Carlo’s vrouw Lucia met hun kind

    Jeroen en Annemarieke

    Jeroen en Annemarieke

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Mijn vader,  Carlo, Peter en ik samen met Joke Visser. Deze foto is gemaakt door Joke’s vader fotograaf John Visser

     

    Mijn opa en oma van mijn vaders kant

    Mijn opa en opa van mijn vaders kant hadden een gezin met vijf kinderen, 4 zoons en 1 dochter en woonden in Gouda toen mijn vader geboren werd. Mijn vader was het derde kind. Vanuit mijn leven kan ik me herinneren dat mijn opa en sigarenzaak had. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het voor mijn opa erg moeilijk om aan genoeg geld en eten te komen. Vooral de zogeheten "hongerwinter" was een vreselijke tijd voor hun.  De Hongerwinter in Nederland was de winter aan het eind van de Tweede Wereldoorlog van 1944 tot 1945 met een grote schaarste aan voedsel en brandstof. Hij leidde, met name in de steden van West-Nederland, tot hongersnood. Minstens twintigduizend mensen kwamen er om het leven door honger en kou. De opa naar wie ik eigenlijk ben genoemd, was in die tijd ten einde raad. Hoe moest hij aan eten komen. Hij heeft zich laten overhalen om bij de geheime SS te gaan en heeft dit willen zien als een redmiddel. Toen zijn vrouw, mijn oma (Sarah Rebecca) die dus van Joodse afkomst was, hier achter kwam, vond ze dit echt vreselijk. Al haar moed zonk in haar schoenen en ze wilde eigenlijk niet meer verder leven na deze zeer grote schok.  Mijn eigen vader heeft toen zijn eigen moeder nog kunnen redden van een poging tot zelfdoding. Deze tijd is een zeer heftige periode in het leven van mijn vader geweest. Na de oorlog kregen ging het gelukkig weer iets beter met mijn opa en oma en hebben zij nog 2 kinderen verwekt. Dit werden dus mijn oom Frits en tante Helen. (Die aanvankelijk tante Lenie voor ons heette)

    Hier een foto van mijn vader met zijn broer Wouter die altijd precies 2 jaar ouder was. Dus links mijn vader en links mijn oom Wouter. Het viel altijd op dat hij heel weinig geld wilde uitgeven aan zijn eigen uiterlijk. Hoewel hij veel geld had, miste hij lange tijd een paar tanden, zoals je op deze foto kunt zien. Als hij lachte vielen die ontbrekende tanden altijd op en we vergeleken hem altijd met een hinnikend paard.

    Heel erg breed hadden mijn opa en oma het na de oorlog nog steeds niet, maar toch wilde ze goed voor hun kinderen zorgen en kocht mijn opa zelfs een piano om een mijn vader zijn gewenste opleiding aan het conservatorium te kunnen laten doen.  Later – toen mijn oma en opa naar Hilversum waren verhuisd – hadden ze groot geldgebrek en hebben ze die piano helaas weer moeten verkopen om er hun meubels mee op te laten knappen. Over het algemeen vond mijn vader de sfeer in zijn ouderlijk huis niet erg gemakkelijk, er hing vaak spanning en de zogeheten Nederlandse "feestdagen” zoals Kerst waren zoals dit in de meeste gezinnen van Nederland bleek te zijn, waren geforceerd en leiden niet zelden tot hele grote spanningen en dit was dus ook in de herinnering van mijn vader. Voor mijn vader was het altijd de bekende uitspraak van Toon Hermans: "Een dag niet gelachen is een dag niet geleefd!" Toen hij ooit een naam wilde bedenken voor een caravan die hij eens had willen kopen, luidde de naam: CARPE DIEM  iets dat dus PLUK DE DAG  betekend. Mijn oom Wouter had dus een hele andere insteek in zijn leven (na de hongerwinter van de tweede wereldoorlog) gekregen. Hij wilde nooit meer zonder geld zitten en had er alles voor over om geld te kunnen verdienen. Dit lukte hem ook inderdaad. Hij vond voor alle slagerijen in Nederland "DE ZILVERZEGEL” uit en dat werd een ongelofelijk kassucces. Zo ging mijn oom dus door in de zaken-branche en hij werd zeer succesvol in het doen van zaken. Ik kan me als kind nog herinneren dat we met ons gezin op bezoek gingen naar zijn eigen fabrieken. Later begreep ik dat hij zelfs hele woonwijken had willen kopen en die woonwijken dan weer met grote winst door kon verkopen. Het was een uitzonderlijke oom die bekend stond om het feit dat hij om zijn eigen gebit weinig aandacht schonk. We vergeleken hem daarom regelmatig met een lachend paard. Ook werkelijke liefdevolle aandacht voor zijn vrouw en kinderen bleek niet altijd aanwezig te zijn. Dit werd de reden waarom zijn kinderen allemaal een grote afstand met hem wilde nemen. Ook zijn eigen vrouw was uiteindelijk bij hem weg gegaan. Hij trof toen dus een nieuwe vrouw die ik had leren kennen als mijn tante Gerry. Zij had mijn oom leren kennen op de parfumerieafdeling van de Bijenkorf. Enfin met haar heeft hij toen opnieuw een heel gezin gekregen en dat was in ieder geval met iets meer liefde zoals ik had begrepen.

    De band tussen mijn vader en mijn oom

    Toch heeft mijn vader, vooral toen hij zelf een tweede vrouw in zijn leven kreeg, een bijzondere band met zijn precies 2 jaar oudere broer gehad.  Hij schreef tijdens de crematie van zijn broer de volgende tekst:

    “Wij staan hier bij het graf van mijn broer Wouter waar ik heel mooie herinneringen aan heb. Wij trokken samen altijd op vroeger. Zijn vriendjes waren mijn vriendjes.

    Tijdens de jaren 40- 45, de tweede wereldoorlog, woonden we samen in Schiedam. Wouter was 16 en ik 14 jaar toen de hongersnood het grootst was in 1945 zijn we samen met een handkar langs de IJssel naar Gouda gelopen. Bij een familie mochten we eten. Liftend zijn we verder gegaan en het enige wat we bij ons hadden was brood met pulp. Bedelend gingen we langs huizen en hier en daar kregen we wat. De rijkere mensen hielden de deur dicht, maar bij armere mensen werden we vaak met open armen ontvangen. We kwamen bij Zwolle waar we bij de HEMA gratis soep kregen. We zijn ook in het Friese Palen geweest waar we in een restaurant konden eten en drinken en een slaapplaats kregen.

    Toen we in Groningen aankwamen (ons doel was Paterswolde waar we een brief voor iemand hadden) vroegen we aan een agent waar het Leger des Heils was. Deze man bracht ons naar de gevangenis waar we 2 weken hebben vastgezeten. Maar door de brief die we bij ons hadden mochten we weer weg en kwamen uiteindelijk toch in Paterswolde aan. Wouter kon daar bij een boer terecht en ik bij een bakker.

    We hebben nog geprobeerd eten op te sturen naar onze ouders, maar dat lukte niet.

    Uiteindelijk is Wouter op de fiets met een pak levensmiddelen naar Schiedam gegaan en gaf het daar aan onze ouders. Kort daarop arriveerden de Canadezen in Paterswolde en wie schetst mijn verbazing toen ik tussen twee tanks mijn broer Wouter zag rijden. Dát werd de mooiste dag van mijn leven. Ik mis Wouter heel erg.”

    Met mijn neef, de zoon van mijn oom Wouter, die dus net als ik uiteindelijk naar zijn vader had gekregen.  Mijn neef heette Wouter en ik heet dus Hans. Beide namen die naar hun werelds vaders zijn genoemd.  We zijn nog wel eens samen wezen stappen zoals we dat noemden. Dus met elkaar naar de discotheek "Het Vat 69" aan de stille kant van de Nieuwstad in Leeuwarden. Ik werkte toen in de zorg en hij werkte via zijn vader bij de BMW-dealer Nefkens in Amsterdam.

    Het was in ieder geval erg leuk dat we elkaar nader hebben mogen leren kennen. Helaas was mijn neef zeer plotseling overleden. De oorzaak van zijn dood is mij helaas nooit verteld. Hij was gewoon opeens dood.  (?) 

    Van mijn oom Paul, de oudste van de 3 oudere broers weet ik me nog te herinneren dat we eens in de stad Delft bij een zwembad van een revalidatiecentrum waren wezen zwemmen. Erg goed hebben ik deze oom niet leren kennen. Hij is uiteindelijk naar Frankrijk vertrokken en is daar ook overleden.

    Na de oorlog waren er dus ook in het gezin van mijn vader 2 nakomelingen gekomen.

    Een jongen en een meisje en dat dat werden toen dus mijn oom Frits en mijn tante Helen.

    Mijn oom Frits is uiteindelijk (voor een tweede keer) met een Surinaamse vrouw met de naam Christa getrouwd.

    Na een eenvoudig kantoorbaantje is mijn oom Frits gaan schilderen en dat doet hij tot op de dag van vandaag. 

    Mijn tante Helen trouwde met mijn oom Frans en ik kan me nog steeds goed herinneren dat ze in Diemen hebben gewoond en me nog eens voor de eerste keer mee hadden willen nemen naar het Rijksmuseum van Amsterdam. Ook zij waren beiden grote liefhebbers van kunst. Mijn oom Frans is dus een succesvol reclamebureau begonnen en mijn tante Helen is dus gaan beeldhouwen en maakt indrukwekkende beelden.

     

    Mijn oom Frits met zijn vrouw (tante)Christa en mijn tante Helen met haar man (oom) Frans wonen allen nog in de stad Putten. Toevallig in de stad waar ik ook nog eens een landelijk uitzendbureau heb kunnen treffen. Een van de uitzendbureaus die me over heel Nederland heeft willen uitzenden. 

     

    Hieronder een recente foto van Frits en zijn vrouw Christa.

    Mijn vader heeft altijd een grote liefde voor klassieke muziek gehad . Vooral werd hij zeer geraakt door Mozart. Als jongetje van tien zong hij aria’s van Mozart als hij door de stad fietste. Toen ik er eens echt de kans voor kreeg om hem weer alleen te spreken (dus even zonder zijn nieuwe vriendin) besloot ik mijn vader te willen intervieuwen met de hoofdvraag waarom hij eigenlijk voor het instrument fluit had gekozen, liet mijn vader mij weten dat toen hij veertien was geweest, zijn eerste grammafoonplaatje had gekocht en dat daar een fantastisch nummer van de componist Brahms op had gestaan. Ja en daar kwam op een prachtige manier fluit in voor. Dit was dus de Hongaarse dans van Brahms, een nummer dat mij zelf ook zeer had aangesproken. ik kreeg toen het idee om juist dat muziekje ook nog eens aan zijn oude vrienden van vroeger te laten horen, om gewoon eens te kijken welke gevoelens het bij hun naar boven bracht. Dit waren zijn 2 vrienden Dof Zwerver, een kunstenaar uit Utrecht en Arne van Onck , een schrijver (woordkunstenaar) uit Den Bosch. Natuurlijk vond ik het interessant om de muziek mij deze 2 verschillende kunstenaars te laten horen. Zij herkenden direct de klanken als behorend bij een herinnering aan mijn vader en dat vond ik een mooi en bijzonder gegeven.
    Na de oorlog, had mijn vader, net als Peter Faber en vele anderen de behoefte gehad om de wilde vaart in te gaan. Er was heel veel gebeurd in die oorlog en velen hadden in die tijd zeer sterk de behoefte gehad om de grote wereld te gaan ontdekken, vooral om zichzelf er beter door te kunnen ontmoeten. Vooral blijkt dit heel erg sterk uit de latere rapportage van het leven van Peter Faber die deze tijd prachtig onder woorden brengt in een interview met Annemarie Schrijver, een van mijn geliefde programma’s waar ik al heel lang wekelijks bijzondere HIWI-drawings voor maak.

    Peter Faber is werkelijk voor mij 1 van de meest bijzondere en zeer veelzijdige acteurs die ik in Nederland heb gekend. Hij gaf destijds les aan de kleinkunstacademie in Amsterdam, de school waar ik zelf ook nog eens een oriëntatie jaar heb meegemaakt, maar helaas geen les van hem heb gehad. Toen ik opnieuw naar hem keek op 24-7-2023, heb ik hem aan willen schrijven om hem te vragen of ik hem eens mocht spreken. https://www.npostart.nl/de-verwondering/13-09-2020/KN_1716105

    Na ongeveer anderhalf jaar kwam mijn vader terug van "wilde zeevaart". Daarna kwam hij bij zijn ouders in Schiedam wonen en werkte hij bij een muziekwinkel in Schiedam. De eigenaar had ook een concertkantoor. Mijn vader kon in die winkel onbeperkt muziek luisteren. En met het geld dat hij daar verdiende, kon hij kaartjes kopen voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Tijdens een van die uitvoeringen werd de Notenkraker van Tsjaikovski opgevoerd. De prachtige klanken van de fluit ondersteund door de piccolo brachten hem ertoe om van muziek zijn beroep te maken door fluit en piccolo te spelen.
    Hij begon zijn opleiding aan het Conservatorium in Utrecht en leerde daar fluit en piccolo spelen. Als instrument leerde hij daar ook piano spelen. Er werd een getalenteerde muzikant gevormd. Meteen na zijn afstuderen moest hij militaire dienstplicht vervullen. Er was toen nog dienstplicht, dus daar kon hij niet omheen. Toch wist hij zijn liefde voor muziek en die verlichting te koppelen door een baan aan te nemen als sergeant in de militaire kapel in Assen, de zogenaamde Johan "Willem Friso Kapel". In die tijd als student in Utrecht leerde mijn vader ook mijn moeder kennen. Ze voelden zich erg tot elkaar aangetrokken en leken allebei de liefde met elkaar te willen bedrijven. Mijn moeder werd meteen zwanger. Vroeger was mijn moeder ook eerder de vriendin van mijn vaders vriend Arne van Onck. Maar deze wilde gewoon weg bij mijn moeder omdat hij zijn geluk wilde vinden in Zweden. Mijn vader en moeder trouwden al snel met elkaar en mijn vader vond direct na zijn studie werk als muzikant in een militaire Johan Willem Friso kapel in Assen. Samen met mijn toen net geboren broertje Peter verhuisden mijn ouders naar Assen. Mijn vader speelde daarna enkele jaren als militair musicus in de Johan Willem Friso kapel. Toch was zijn ambitie meer om in een echt symfonieorkest te willen spelen en die kans deed zich voor in Friesland. Hij werd hier aangenomen en mijn ouders gingen met hun inmiddels 3 kinderen in Leeuwarden wonen.
    Mijn vader zat toen in totaal 27 jaar in het Fries Orkest en trad met dit orkest door heel Nederland op. Mijn vader had ook andere inkomstenbronnen gevonden en dat was geld verdienen door les te geven. Dit deed hij privé bij ons thuis en op de muziekschool in Dokkum.

    Maar mijn vader vormde ook samen met 2 collega's het zogenaamde Archo Trio in Friesland, waarmee ze regelmatig optraden. De 2 andere collega's waren Henk Hoekema em zijn vrouw Edy Mennes op de piano of clavecimbel. Naast hobo speelde Henk Hoekema ook gitaar en kregen mijn broer Peter en ik destijds allebei gitaarles van Henk Hoekema, terwijl mijn andere broer Carlo tegelijkertijd drums ging studeren bij een Limburgse slagwerker van het orkest genaamd Gerrit van der Kolk.   https://fryskmuzykargyf.nl/componist/hoekema-henk/ 

    Over de vrouw van mijn vroegere gitaarleraar Henk Hoekema, vond ik nog het volgende:  Edy Hoekema-Mennes (1944, Amsterdam) groeide op in een gezin waar veel muziek gemaakt werd. Haar beide ouders gaven muzieklessen en in de leskamer stonden een piano, een vleugel en een kast vol boeken en bladmuziek. Een paradijs voor een muzikaal en leesgierig kind. Na de middelbare school koos ze voor een muziekvakstudie aan het Conservatorium in Zwolle; hoofdvak piano en bijvak altviool. Ze trouwde met de hoboïst Henk Hoekema en kwam zo in Friesland terecht. Samen speelden ze in verschillende ensembles en gaven les aan het Conservatorium in Leeuwarden. Op 50-jarige leeftijd raakte Edy Hoekema door de fusie van de twee Noordelijke Conservatoria haar baan kwijt. Ze had al snel nieuwe activiteiten gevonden; ze werd spreker bij uitvaarten en las voor aan allochtone kinderen met een taalachterstand. En zo begon ze, behalve toespraken, ook korte verhalen, artikelen en gedichten te schrijven. Tijdelijk Stilleven (2014) is haar eerste uitgegeven gedichtenbundel.

    Later, toen mijn vader het orkest verliet en het Frysk Orkest weer werd opgeheven, wilde mijn vader op zijn oude dag ook met andere oud-collega's spelen, maar had geen interesse meer in geld. Het was dus gewoon voor de lol en ze traden vooral op op de boerderij in een klein Fries dorpje waar mijn vader destijds woonde met zijn nieuwe vriendin Betty. Ik heb ook het interview met mijn vader in die boerderij gehouden.

    Mijn opa en oma van mijn moeders kant

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Mijn oma Host-Odé groeide op in Amsterdam en komt uit een familie van een van de eerste fotografen in Nederland. Op de foto werd het uithangbord van foto Host opgehangen. Dit was een bijzonder gebeurtenis waar veel mensen bij aanwezig waren.

    Na hun huwelijk verhuisden mijn grootouders naar Utrecht, mijn moeder (Lidy) was de oudste in het gezin, daarna kwamen tante Ingrid en tante Nelly (zie foto). Na de oorlog zijn nog mijn oom Rene en tante Yvonne geboren.

    Mijn oma Host-Odé groeide op in Amsterdam en komt uit een familie van een van de eerste fotografen in Nederland. Op de foto werd het uithangbord van foto Host opgehangen. Dit was een bijzonder gebeurtenis waar veel mensen bij aanwezig waren. Na hun huwelijk verhuisden mijn grootouders naar de plaats Den Dolder in Utrecht, mijn moeder (Lidy) was de oudste in het gezin, daarna kwamen tante Ingrid en tante Nelly (zie foto). Na de oorlog zijn nog mijn oom Rene en tante Yvonne geboren.

    Mijn moeder is in het Wilhelmina Gasthuis ziekenhuis in Amsterdam geboren. Het was echt toeval dat ik juist in de vrouwenkliniek van dit ziekenhuis, dus echt de plaats waar vrouwen van hun kinderen bevielen, op het kunstenaarsterrein van atelier WG kwam te wonen. (zie: https://atelierwg.nl/kunstenaars)  Toen ik hier echt ging wonen, wilde ik gelijk een paar voor mij indrukwekkende,  wonende of werkende  kunstenaars  kunstenaars in Amsterdam bezoeken. Dit waren dus de bekende en zeer succesvolle Herman Brood (tevens een van de bekendste Nederlandse Rockartist), maar ook mijn meest populaire gastdocent van mijn tijd op de Aki in Enschede, en dat was Willem de Ridder. Met Willem sprak ik toen nog af bij cafe de Keizer bij het museum plein en Willem vertelde me toen o.a. dat hij de bioscoop van de toekomst had willen introduceren. Een bioscoop waarbij je de film kon beleven met gesloten ogen, al liggend op een heerlijk matras. Ja en Herman Brood bezocht ik dus gewoon in zijn atelier in het centrum van Amsterdam. (vlakbij het Lievertje)

    Mijn moeder is in het Wilhelmina Gasthuis ziekenhuis in Amsterdam geboren. Het toeval wil dat ik na mijn opleiding in Enschede in datzelfde Gasthuis ging wonen, maar toen was het een kunstenaarscollectief. Mijn opa werkte als jongeman bij een meubelzaak vernam ik nog eens van mijn oom Henny die mij nog over hem kon vertellen. Zijn ouders waren welgesteld en hij reed dan ook al jong rond in een auto, wat best bijzonder was in die tijd. Mijn opa werd tijdens de 2e wereldoorlog door de Duitsers in Duitsland te werk gesteld, veelal was dit in Duitse fabrieken. Mijn oma en zijn 3 dochters moest hij achterlaten. Dit is een hele lastige tijd geweest, helemaal omdat er ook nog sprake was van een blijkbaar aardige militair in de ogen van mijn oma die zich over haar met dan slechts 1 van de 3 dochters wilde ontfermen. Mijn moeder had dit aanzoek als de oudste dochter helaas kunnen vernomen en was zeer geschokt geraakt over deze situatie. Deze zeer pijnlijke situatie voor een dochter, heeft mijn moeder misschien wel haar leven lang met haar mee kunnen dragen.

    Na de oorlog is het tussen mijn oma en opa eigenlijk nooit meer helemaal goed gekomen. Mijn opa keerde toen gelukkig weer terug naar Nederland en er werden nog twee andere kinderen, René en Yvonne, geboren. Deze kinderen waren voorbeelden van de hippietijd die eraan zat te komen. Mijn opa kon na zijn terugkomst werk vinden in het behanger vak.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Dit is een foto die net na de 2e wereldoorlog is gemaakt van hem en zijn collega’s. Mijn opa staat links vooraan.   

    In het behanger vak was er in die tijd genoeg werk. Immers alle huizen moesten na WO2 worden opgeknapt en er werd flink geïnvesteerd in nieuwbouw. En zo kwamen René en Yvonne beiden ook nog in hetzelfde behangersbedrijf te werken als hun vader.

    Yvonne raakte in die tijd ongewenst zwanger en hield voor zich wie de vader van haar kind was. Hét grote geheim. Yvonne was een eigenzinnige vrouw die lang met haar zoon Patrick bij haar moeder (mijn oma dus) heeft ingewoond. Zelfs nog toen Yvonne een relatie kreeg met haar latere man Ed bleef ze op de bovenverdieping wonen. Deze vriend Ed trouwde met haar en wettigde haar zoon zodat Patrick zijn achternaam (Van IJzendoorn) kreeg. Patrick is een bekend journalist en via Facebook hebben we nog wel eens contact gehad.

     

    Opa Odé was een goede verteller en een werkelijke verhalenman. Hij maakte verhalen en speelde met verhalen, maar zijn eigen levensverhaal was uiteindelijk triest. Hij vereenzaamde, werd op een gegeven moment zelfs dakloos en sleet de laatste jaren op straat en in verschillende opvanghuizen. Tijdens zijn begrafenis waren er maar een paar mensen. Was mijn tante Yvonne ‘slachtoffer’ van de vrije liefde, mijn oom René zocht het alternatieve leven op en is samen met een goede vriend van hem (Jeroen) ‘gevlucht’ uit de Randstad. Hij was steeds meer bezig met de natuur, werd een beetje een einzelgänger en vond de Randstad een ongezonde omgeving. Dát ging zelfs zó ver dat hij bijvoorbeeld dacht dat er in de Randstad een gasmasker gedragen moest worden ‘vanwege de giftige dampen die daar hingen’. Hij kocht in 1979 van het geld dat hij bij het behangersbedrijf had verdiend, samen met zijn vriend Jeroen, een stukje weiland van ongeveer 3 are in het puntje van Groningen in het plaatsje Den Andel.

    Om een goede lee plek te willen hebben, wilden ze weer terug naar “de holbewoners ”en groeven ze een enorme kuil in de grond waarmee ze in een hol onder de grond wilden gaan wonen. Maar helaas, al gauw kwamen ze erachter dat er een ontwateringkanaal nodig was om de boel droog te houden.

    Vanuit zijn hutje had René zeer veel plezier in het tuinieren.  Het werd een plaats waar veel eetbare, geneeskrachtige en bedreigde wilde plantensoorten de kans kregen om te groeien. In 1986 kocht René het aanpalende weiland erbij en vergrootte zo zijn tuinoppervlak Met 17 are. Het werd een werkelijk prachtige tuin, een tuin waar planten groeiden die nergens anders in de omgeving nog te vinden waren. Later ontmoette ik nog een jonge vrouw, haar moeder was een goede vriendin van René, ze bleek zelfs deels René te zijn opgevoed en had de naam het willen bedenken van “Het hof van Ootje” De tuin stond van april tot laat in de herfst in bloei, iets dat weinig voorkomt in wilde plantentuinen.

    René had helaas geen goede verstandhouding met zijn vader en vertelde mij eens dat zijn vader eigenlijk vaak jaloers op zijn vrije manier van denken en doen was. Lang nadat mijn oom gestorven was, werd ik voor een klein deel erfgenaam van het grondgebied. Ik heb er een concert willen geven als ode voor hem en werd echt blij verrast toen er opeens twee vrouwen voor me stonden die op de muziek waren afgekomen. Dit was dus de vriendin van zijn voormalige vriend Jeroen. Ze nodigde me uit om bij haar koffie te komen drukken en we hebben een heel gezellig gesprek gehad.

    Maak jouw eigen website met JouwWeb